Openheid behouden
De meeste weidevogelsoorten hebben een open landschap nodig. In een open landschap is weinig verstoring en het biedt predatoren minder kansen voor verplaatsing en vestiging. Het verdichten van het landschap met bebouwing, fiets- en wandelpaden, wegen, opgaande beplanting, houtsingels, rietkragen en bosjes vermindert de aantrekkelijkheid voor weidevogels. Opgaande beplanting geeft bijvoorbeeld verstoring tot ca. 200 meter. Datzelfde geldt voor een schuur buiten de bebouwde kom of een windturbine. Kiezen voor weidevogels is daarom strijden tegen de aantasting van de openheid van het landschap en eventueel het ongedaan maken van eerdere ontwikkelingen.
Daarom is het zaak in kerngebieden voor weidevogels met betrokken partijen een praktisch landschapsherstelplan te maken of er een hoofdstuk aan te wijden in het Gebiedsplan van het Collectief. Op basis daarvan kunnen voor lokale situaties gemotiveerd vergunningen en ontheffingen aangevraagd en verkregen worden.
Schaalvergroting, waarbij zeer grote percelen ontstaan, dragen niet bij aan het behoud en de terugkeer van weidevogels. Te kleine percelen hebben voor de meeste weidevogelsoorten als nadeel dat het landschap te veel wordt verdicht. Voor b.v. de watersnip geldt dat minder.
Het verwijderen of afzetten van ongewenste beplanting kan het beste van november t/m februari plaatsvinden. Ook het onderhoud van knotbomen is van belang. Plan en overleg dat goed van te voren met de omgeving. Voer de werkzaamheden, gelet op draagvlak, bij voorkeur ook uit met vrijwilligers.
Concrete tips en maatregelen voor weidevogels leest u in de factsheets weidevogels van Vogelbescherming.